Geen onderdeel van een categorie, Tips | 16 april 2021 | Tessa van Overveld
Om personen te laten vliegen in onze windtunnel zijn redelijk wat dingen nodig, maar voornamelijk stroom en heel veel wind. Voordat je daadwerkelijk op het knopje ‘start’ kunt duwen, is er al een heleboel stroom nodig om de windtunnel op te laten starten. In deze blog leggen we uit hoe onze windtunnel werkt.
De stroom komt bij ons binnen vanuit de gemeente via de transformatorhuisjes. Dat zijn kleine huisjes die middenspanning omzetten naar krachtstroom (380 volt). Als de stroom is omgezet naar krachtstroom, gaat die stroom vervolgens ons gebouw binnen en door onze schakelkasten en frequentieregelaars naar de motoren. De frequentieregelaars zorgen ervoor dat iedere motor de juiste stroomspanning krijgt om te draaien. Dit wordt bepaald aan de hand van de snelheid die wij ingeven op ons bedieningspaneel. Voor iedere motor staat er één frequentieregelaar en aangezien wij twaalf grote motoren voor de windsnelheid en vier kleinere voor de koeling en luchtverversing hebben staan, zijn er ook zestien frequentieregelaars. Iedere motor voor de windsnelheid gebruikt 200 kilowatt per uur, dus samen maakt dat 2400 kilowatt aan stroom ieder uur dat onze windtunnel draait. Jouw frituurpan thuis verbruikt ongeveer 3 kilowatt per uur. Dus dat betekent dat er 800 frietpannen aan kunnen staan in datzelfde uur. Dat is veel friet! Daarnaast gebruiken de vier extra motoren elk 140 kilowatt per uur.
We hebben de stroom binnen. Nu willen we natuurlijk ook gaan vliegen en daarvoor is een hoop wind nodig, waar onze twaalf motoren voor gaan zorgen. Alle motoren gaan tegelijk aan en beginnen rustig te draaien. Aan deze elektromotoren zitten zes V-snaren die de grote ventilator doet bewegen. Deze begint ook rustig met draaien, maar een paar minuten later draaien alle ventilatoren ontzettend hard. Hierdoor ontstaat een luchtstroom naar de vliegkamer waar je als persoon echt aan het vliegen bent. Door deze constructie is het dus heel veilig, want mocht de stroom onvoorzien uitvallen, dan hebben de ventilatoren nog zoveel momentum dat deze langzaam aftoeren. Dit resulteert in een langzaam afnemende luchtstroom, waardoor je als vlieger langzaam naar beneden zakt.
Om die harde wind in de vliegkamer te krijgen, gaat de luchtstroom vanaf de ventilator door een windkanaal naar een open ruimte midden onder de vliegkamer. Alle twaalf kanalen komen op dat punt uit. Vanuit dat middelpunt wordt de wind omhoog gestuurd door middel van de turning vanes. De wind gaat dus hard omhoog op weg naar de vliegkamer. Om dan te zorgen dat de wind laminair omhoog gaat, gaat de wind nog door de gelijkrichter. Dat is een groot rooster met vierkante gaten. En dan vliegt de wind onder tegen de persoon aan die in de vliegkamer aan het vliegen is. WWOOAAAHHHH!
Maar wat gebeurt er daarna met de wind? Deze wind gaat de windtunnel weer uit via de bovenkant. Aan de bovenkant zit een net gemaakt van staalkabels waar de wind weer doorheen kan. De wind wordt weer naar beneden gestuurd door een grote punt die aan het dak hangt. En zo kunnen we de wind weer opnieuw gebruiken.
Niet alleen die wind gebruiken we opnieuw, want heel hoog in het gebouw hebben we acht kanalen staan: vier kanalen om lucht van buiten aan te zuigen en vier kanalen om wind terug naar buiten te blazen. Aan de ene kant gaat de wind erin, aan de andere kant gaat de wind er weer uit. Zo gebruiken we constant verse lucht van buiten. Vier kanalen bevatten de elektromotoren, die de lucht afzuigen uit onze windtunnel. Doordat er een onderdruk gecreëerd wordt, komt er langs de passieve inlaten aan de andere kant verse lucht naar binnen.
Uiteraard kunnen we de windsnelheid regelen. Naast de vliegkamer is een klein kantoor waar de driver zit, een collega die de windsnelheid bepaalt met behulp van het bedieningspaneel. De driver en de instructeur bepalen samen via handgebaren hoe hard de windsnelheid moet staan. Dat is voor iedere persoon verschillend. Dat kan een paar kilometer per uur verschil zijn, maar dat kan ook tientallen kilometers per uur verschil zijn. Een klein kind kan bijvoorbeeld op 120 kilometer per uur vliegen en een volwassen man op 200 kilometer per uur. De hoogste snelheid die onze windtunnel aankan, is wel 257 kilometer per uur! Dit is de snelheid waar onze instructeurs hun kunstjes op uitvoeren.