Hoe trainen instructeurs van Indoor Skydive Roosendaal de eigen vaardigheden?

Nadat elke groep zelf gevlogen heeft, geven de instructeurs een demonstratie van één minuut. In deze demo kunnen wij laten zien wat we allemaal kunnen. Hiervoor moet er natuurlijk getraind worden. Wij als instructeurs trainen onze eigen vaardigheden zo veel mogelijk. Wij zijn niet uit de tunnel te krijgen en willen altijd meer leren. Maar hoe doen wij dat? In deze blog vertellen we het je! 

Trainen

Onze trainingstijd zetten we in met een groepje zodat we elkaar kunnen helpen en samen kunnen vliegen. Veiligheid is bij ons heel belangrijk en dus zorgen we altijd dat er iemand bij staat die je kan helpen of opvangen. Er is altijd iemand nodig die de tunnel bestuurt en iemand die kan helpen en die in de gaten kan houden wat er gebeurt in de tunnel. Dus je moet minimaal met drie mensen zijn om te trainen. We hebben instructeurs met verschillende niveaus, dus iedereen kan elkaar helpen op zijn eigen manier. En iedereen is weer in iets anders goed. Zo kunnen we elkaar altijd nieuwe dingen leren. 

Meestal trainen we in sessies van een half uur waarin we om de beurt twee minuten vliegen. We beginnen altijd met het invliegen om een beetje warm te worden en te wennen aan de wind. Dan gaan we iets nieuws leren. En als je iets in de windtunnel wilt leren, is het herhalen herhalen herhalen. Net zo lang tot het lukt. Het is een moeilijke sport dus het kost tijd om nieuwe trucjes of oefeningen te beheersen. Je begint met een oefening op een lage snelheid. Wij oefenen meestal op de snelheid van 180 kilometer per uur. Zodra het beter gaat, zet je de windtunnel steeds een stukje harder, tot je de truc of oefening op de hoogste snelheid kan uitvoeren. Onze windtunnel kan tot 257 kilometer per uur. Dat is waanzinnig hard! Maar geloof ons, wij instructeurs hebben deze hoge snelheid nodig om trucjes van boven naar beneden, head down en head up te kunnen vliegen. 

Het is ook erg leuk om met meerdere mensen tegelijk te vliegen. Er is dan een nummer één die de oefeningen uitvoert, en die wordt dan gevolgd door de rest. En dan is het maar zorgen dat je nummer één kunt bijhouden!

Buikvliegen – Dit is op je buik vliegen. Hiermee kun je omhoog, omlaag, rondjes draaien, vooruit en achteruit vliegen. Dit leer je als eerste als je begint met trainen. Hoe beter je wordt, hoe minder je nog op je buik vliegt. Als je steeds wat beter wordt in buikvliegen, kun je ook een barrolrol leren. Dit is een heel rondje waarbij je je lichaam gestrekt houdt. Op je buik kun je veel samen met anderen vliegen. Zo kun je figuren maken of elkaar makkelijk volgen.

Rugvliegen – Je moet ook op je rug kunnen vliegen. Dit is erg moeilijk omdat alle bewegingen net omgekeerd zijn ten opzichte van wanneer je op je buik vliegt. Op je rug vlieg je meestal als je een oefening wilt uitvoeren en je vanaf je rug moet beginnen, of als je helemaal naar boven wilt in de tunnel. Ook is het belangrijk om te kunnen rugvliegen als je wilt leren om te gaan staan in de tunnel of wilt leren zitvliegen. Dit doe je altijd vanaf je rug.

Head up vliegen – Bij head up vliegen sta je als het ware in de tunnel. Je maakt een soort zitbeweging om te kunnen blijven vliegen. Je hebt verschillende houdingen. Zo kun je knievliegen, zitvliegen, half (met 1 been) gestrekt vliegen of met beide benen gestrekt vliegen. Hierdoor ga je nog harder één kant op.

Head down vliegen – De naam zegt het al een beetje, dit is op z’n kop vliegen. Dit is een van de moeilijkste oefeningen om te leren. Het is erg moeilijk om alles op zijn kop te leren. Ga jij maar eens op je hoofd staan, dan gaat alles niet meer zo goed hè? En, al duizelig? Ja ja, wij ook! Het is ook erg moeilijk om je balans te houden als je ondersteboven hangt.

In en uitstappen – Er zijn ook nog veel verschillende manieren om in en uit de tunnel te stappen. Je kunt erin springen, een salto maken, met een lay-out of een rol eruit gaan of gewoon normaal erin of eruit stappen.

Tricks – Er zijn nog zo veel verschillende tricks die je kunt leren, en er blijven ook altijd weer nieuwe bij komen. Zo doen wij lay-outs, free flying, salto’s, lopen over het glas, rollen, breakdancers, draaien, splits, je kunt het zo gek niet verzinnen. Het lijkt soms net turnen.

Veel dingen kun je achter elkaar doen, waardoor het er heel gaaf uit ziet. Je probeert dan zo veel mogelijk tricks achter elkaar te doen. Soms lijkt het net een dansshow met je eigen lichaam. De oefeningen kun je ook doen in een duo. Hierbij beweeg je over of door elkaar heen of tegelijkertijd.